Begin met een magische cirkel of ring.
1e toer: 2 lossen en in de 1e losse 1 vaste, 2 lossen, (= punt) en 1 vaste in 1e losse. Keerlosse.
2e toer: in de vaste van de vorige toer: 1 vaste, 1 losse. In de 2 lossen: 1 vaste, 2 lossen en 1 vaste. 1 losse en 1 vaste in de losse van de vorige toer. Keerlosse.
TIP: hang een steekmarkeerder in de 2-lossen-ruimte; zo weet je altijd waar het midden is.
3e toer: in de vaste van de vorige toer (die je zojuist gemaakt hebt) 1 vaste en 1 losse. 1 vaste in de lossen ruimte en 1 losse. In het midden 1 vaste, 2 lossen en 1 vaste (steekmarkeerder verplaatsen). 1 losse en 1 vaste in de lossen-ruimte, 1 losse. In de laatste vaste van de vorige toer, 1 vaste hierin. Keerlosse.
Herhaal steeds deze 3e toer.
Recapitulerend:
De eerste en laatste vaste van de toer zijn de enige steken waarin je een vaste haakt; alle overige vasten haak je om de losse van de vorige toer.
Om de 2 lossen in het midden: 1 vaste, 2 lossen en 1 vaste (gevolgd door een losse).